Onze woningen.
Onze woningen, daar bedoel ik niet mee de woningen waarvan we eigenaar zijn, dan zou ik snel klaar zijn. Ik denk daarbij aan de huizen die we ooit bewoond hebben. Als we goed tellen bewonen we nu ons vijfde huis. Gerekend over 58 jaar huwelijk is dat gemiddeld 11,6 jaar per woning. Laten we ze stuk voor stuk nog eens voor de geest halen en zien wat we er beleefd hebben. We begonnen in wat te Kinderdijk “de villa”genoemd werd. Een monumentaal pand, ooit gebouwd voor werfdirecteur Jan Smit, Jan V zoals hij in Kinderdijk in de herinnering voortleeft. Een woning gebaseerd op een grondvlak van 14 x 14 meter met daarin centraal het trappenhuis van ca 3 x 3m met een bovenlicht. Het huis had een sousterrain, begane grond, eerste verdieping en daarboven een zolder over het hele huis. Via een hardstenen trap met bordes kwam je bij de dubbele voordeur, met daarachter een hal met tochtdeur. Op de begane grond waren drie grote kamers plus de keuken. Via een riante trap kwam je op de 1° verdieping. Daar waren twee apartementen gerealiseerd. Een voor ons en een voor een collega en zijn vrouw. Wij hadden de beschikking over een woonkamer, een slaapkamer,een logeerkamer en een keuken. De keuken was ooit de “kofferkamer” van de familie Smit. Middels een houten aanrecht met een gietijzeren geemailleerde gootsteen werd de kofferkamer getransformeerd tot keuken. Onze slaapkamer was uitgerust met een douche met koud en warm water. Een vaste wastafel maakte de luxe compleet. De huiskamer was waarschijnlijk ooit een slaap / logeerkamer. Er werd voor ons een keurige schoorsteen gemetseld. Alle kamers waren voorzien van een drie meter hoge schuifdeur met ramen over de hele breedte en hoogte. Daarboven nog een vast raam tot aan het plafond. Op koude avonden kon het geheel afgesloten worden met een schuifdeur van vloer tot plafond. De panelen in deze deuren waren gemaakt van verzinkt staalplaat. De deur kon vastgezet worden met een pen van tien duim lang, gemaakt uit“halfduims rond”. Het dichtschuiven leek op het sluiten van een schuurdeur op een boerderij, zwaar werk. Eenmaal gesloten zaten we warm en ook veilig tegen inbraak. Deze schuifdeuren gaven toegang tot het balkon dat rond het hele gebouw liep. Een balkon van ruim twee meter breed, boven trap en bordes nog aanmerkelijk breder. Het dak van de villa had een overstek gelijk aan de breedte van het balkon. Dak en balkon werden rondom ondersteund door gietijzeren pilaren in de vorm van griekse zuilen. De zolder was één gigantische ruimte overkoepeld door het dak in de vorm van een afgeknotte piramide. In het midden een reling rondom het bovenlicht van het trappenhuis, daarboven een laag vierkant koepeltje met ramen in de zijkanten Dat zorgde voor daglicht op de zolder. Midden boven het bordes was er nog een dakkapel waar de nationale vlag uitgestoken kon worden. Op deze zolder stonden nog een drietal merkwaardige dingen. Allereerst een manshoge tank met een inhoud van ca 3000 liter, een overblijfsel van de particuliere waterleiding, toen Kinderdijk daar nog van verstoken was. Een van de huisknechten moest met een vleugelpomp de tank op peil houden. Verder stond er een klein tankje dat aangesloten was op het openbare waterleidingnet. Het had te maken met de warmwatervoorziening, maar daar kom ik nog op terug. Opmerkenswaard was tenslotte de liftmachine, een installatie aangebracht nadat Kinderdijk (als eerste) een eigen electriciteitcentrale gekregen had. Het moet een bescheiden centrale geweest zijn, want het verhaal gaat dat wanneer Jan V ’s avonds met de lift naar zijn slaapverdieping ging, in de kinderdijkse huisjes de electrische peertjes op halve kracht gingen branden. Onder de grote trap naar de eerste verdieping was de trap naar het souterrain, met een grote ruimte met een kolengestookte cv-ketel , ooit de oorspronkelijke keuken, de biljartkamer, de wijnkelder en nog een tweetal kamers,wellicht eens bestemd voor het personeel. In dat souterrain hadden we onze kolenvoorraad en gebruikten we het als fietsenstalling. Een deel van de begane grond werd gebruikt door de kleuterschool, een ander deel door een van de klassen van de plaatselijke Mulo. We betrokken ons deel van de villa in de kleine uurtjes volgend op 19 december 1950 (zie “Onze trouwdag”) met nog vijf gulden op de spaarbank en huishoudgeld t/m het eind van de maand. We waren erg tevreden met hetgeen waarmee we “ons huis” ingericht hadden, al was er nog veel te wensen. De basisdingen hadden we. Koken deden we op een tweeplaats electrisch stel. Afwassen in een teiltje met warm water uit de snelkoker. De was deed Janny met de hand in een grote teil op de keukenstoel, er werd gedroogd op het balkon, de zolder en soms in het souterrain. Alleen de huiskamer konden we verwarmen, een gezellig ogende haardkachel. Douchen was een gecomliceerde zaak. In de oude keuken beneden ons stond een reusachtig kolenfornuis. In de vuurpot was een gespiraalde stalen pijp aangebracht. Deze spiraal stond in verbinding met een forse watertank die, naar later bleek, rondom geïsoleerd was met een dikke laag houtkrullen. Onze douche stond in verbinding met deze watertank. Het kleine tankje op zolder zorgde voor de druk die nodig was om het water uit de tank in de douche te krijgen. Via een vlottersysteem werd het verbruikte water weer aangevuld. Wilden we douchen, dan moesten we eerst het fornuis stoken. Een half kitje kolen was voldoende om langdurig te douchen. Later ontdekten we bij toeval dat na een week het water nog zo heet was dat bijmengen nodig was. Het was een efficiënte maar omslachtige manier om warm water te maken. Later kochten we een butagasgeyser. Die konden we ook in de keuken goed gebruiken. Maar wat een ellende als je in de winter ingezeept onder de douche stond en het gas raakte op! Afspoelen met koud water was bepaald geen pretje. Ook lakens met de hand uitwringen vanuit een teil koud water was heel onaangenaam. Een wringer was een van de eerste dingen die aangeschaft werd. Om dit soort zaken te kunnen kopen moest er gespaard worden. Aan het eind van de maand ging ons salaris (netto 180 gulden) in porties verdeeld in een metalen doosje met vakjes voor huishoudgeld, kolen, licht, vakantie, verzekering en belasting. Huur (6,50 gulden per week) was al op het salaris ingehouden. Zo mogelijk legden we 10 gulden apart om naar de postspaarbank te brengen. Ook het ziekenfondsbonnetje (zat in het salariszakje) werd in dat doosje gestopt tot het door de incasseerder opgehaald werd. Kruidenier en slager kwamen eens per week de bestelling opnemen om het de volgende dag te bezorgen. Melkboer en groenteboer kwamen iedere dag langs. Alles werd contant betaald. Sommige levensmiddelen, zoals koffie, waren, vijf jaar na de oorlog, nog “op de bon”. Soms kochten we een boek. Iemand op ons bedrijfskantoor had een agentschap van een boekhandel. Het was verleidelijk als hij met verhalen kwam over nieuwe uitgaven. Een drietal boekenplanken van eiken gefineerd multiplex, op de werf gezaagd uit resten scheepsbetimmering, bood voorlopig genoeg ruimte. De logeerkamer, aanvankelijk leeg en onbehangen werd aangepakt. Er kwam een logeerbed, behang, gordijnen en zelfs een vaste wastafel (overgebleven van een schip). We kregen ook benedenburen. In het souterrain kwam een drietal Amboneese gezinnen wonen. Onze riante bergruimte raakten we kwijt, maar daar kwam weer een oplossing voor. Heel erg was het toen er in het souterrain maaltijden bereid werden. Daarbij werd gestoomde makreel, gekruid met trassi, gebakken. De daarbij vrijkomende geur, die aan gebraden zweetsokken deed denken, kwam ongehinderd onze slaapkamer in. Dat was echt onverdragelijk, zeker als het vroeg in de morgen was. Er kwam een timmerman aan te pas en na veel zoeken en snuiven kwam hij tot de ontdekking dat de doucheruimte gemaakt was bovenop een oude luchtkoker. Precies onder die luchtkoker hadden de Ambonezen hun kookgelegenheid. Na afdichting van de koker was het probleem opgelost. We schaften een volkstuin aan. Het gevolg was dat op bepaalde momenten de groente in te grote hoeveelheden tot wasdom kwam, zo zaten we een keer diep in de herfst met honderd kroppen andijvie. We hebben er veel van gegeten en er veel van uitgedeeld. Ook in het telen van sperciebonen waren we experts. Ze werden dik en groot toen we met vakantie waren. De zelfgemaakte zuurkool van eigentuin-kool smaakte heerlijk in combinatie met worst van slager van Vliet. Het spitten lieten we over aan Bravenboer, een oersterke Kinderdijker die de hele tuin op één avond omspitte. We hebben ons ook een keer aan het telen van witlof gewaagd. Dat lukte wel, maar het inkuilen kwam ongelegen. In begin 1952 werd er bij een bevolkingsonderzoek op tbc bij mij een vlek op een van mijn longen gezien. Aanvankelijk kon ik blijven werken en werd ik om de drie maanden ter controle doorgelicht. In september van dat jaar bleek dat volledige bedrust nodig was. Dat was voor ons een ellendige mededeling waar we niet op zaten te wachten. Plotseling lag ik de ganse dag te niksen en stond Janny overal alleen voor. Zo ook voor het inkuilen van de witlofwortels. Niet in de tuin maar in een kist op zolder die door haar, emmer voor emmer en trap na trap, met aarde gevuld werd. Uiteindelijk groeide er witlof in de kist. Een timmerman verwijderde de achterkant van een vaste kast tussen kamer en keuken. Hetzelfde deed hij bij de kast tussen keuken en slaapkamer. Nu waren alle ruimten binnendoor bereikbaar. Bovendien werden de Cv-radiatoren in de kamers weer aangesloten. Daar waren we erg blij mee. Om de drie maanden controle in Dordrecht, gelukkig steeds met goede berichten, maar wat ging het langzaam. Zo was ik 31 jan. 1953 nog altijd aan mijn bed gekluisterd, het stormde enorm en het water in de rivier werd hoger en hoger. De villa stond rondom in het water, de tuinmuur bezweek tgv. de waterdruk en viel in één keer over de volle lengte om. Het poldertje met de volkstuinen liep vol. De volgende dag bleek dat naast alle ravage ook de waterleiding niet meer werkte. Toevallig lag er bij de werf een sleepboot van Smit Intern. met volle drinkwatertanks. Daar is toen dankbaar gebruik van gemaakt. Janny heeft nog een aantal dagen geholpen bij de verzorging van bedlegerige mensen die in een noodziekenzaaltje verpleegd werden.De radio stond de hele dag aan, we wilden alle berichten over en uit het rampgebied horen. In de loop van dat jaar werd ik steeds mobieler en mijn gewicht steeg tot 112 kg, even veel als Janny in ponden. Bido, onze eerste hond, arriveerde als pup uit Eindhoven en zorgde voor veel levendigheid.
De villa van Jan V. De foto moet lang voor onze tijd gemaakt zijn, gezien de bescheiden bomen. Toen wij er woonden waren ze uitgegroeid tot enorme
beuken die ’s zomers veel schaduw gaven. Vanaf de dikke takken keken
de uilen bij ons de kamer in.
Begin 1956 mocht ik weer aan het werk, wat een opluchting. In het 2° kwartaal van dat jaar werd Janny zwanger. Een spannende tijd, maar alles ging voorspoedig. De babyuitzet werd beetje bij beetje aangeschaft, er werd een wieg getimmerd, geschilderd en bekleed. Janny groeide en bloeide en op 25 januari 1955 werd Marinus Teun geboren, zonder problemen maar het duurde wel een beetje lang. Kraamverzorgster de Kloe was geweldig voor ons allemaal en at opgewarmde prakjes uit de hondeschaal. Marinus kon drinken wat hij wilde maar het aanbod was zo overvloedig dat een buurjongetje die wat minder bedeeld was ook zo nu en dan bijgetankt werd. Onze huisarts was het daar niet erg mee eens. Rien groeide als kool maar kreeg als baby al waterpokken. Hij voelde zich kennelijk ellendig, hij huilde tot hij er schor van werd, dat duurde 24 uur, maar hij herstelde snel. Rien voelde zich al vroeg aangetrokken tot boeken. Op een dag zat hij in de teil in de warme huiskamer vlak bij de boekenplanken. In een onbewaakt ogenblik wist hij twee boeken van de onderste plank te grissen, toen Janny weer bij hem kwam was hij er in de teil op gaan zitten. Het waren van vrienden geleende boeken! Het werd hem en ons van harte vergeven. Het ging ons voorspoedig, we genoten van elkaar en van het huis. Helaas gingen er geruchten dat het afgebroken zou worden. Onderhoud werd niet meer gepleegd. Toen er in Alblasserdam een nieuwe wijk gebouwd ging worden waarin ook onze werf L.Smit & Zn participeerde hebben we meegedeeld dat we er belangstelling voor hadden. In November 1956 werden de huizen opgeleverd. Er gingen wel een paar spannende weken aan vooraf want juist in die tijd ontstonden er internationaal grote problemen. Het Suezkanaal werd door Egypte genationaliseerd, Frankrijk en Engeland die daar belangen hadden, trokken, samen met Israël, Egypte binnen. In die zelfde tijd kwamen de Hongaren in opstand tegen het communistische regime. De Sowjetunie, die toen heel oost-Europa overheerste, viel met veel militair vertoon Hongarije binnen en sloeg met geweld de opstand neer. We zagen ons nog niet verhuizen want we waren bang dat dit alles zou uitgroeien tot een veel groter militair conflict. Gelukkig gebeurde dat niet.
We kregen de sleutel van Lindelaan 29, een hoekhuis met een riant uitzicht over de Alblasserwaard met zijn molens en zicht op Lekkerland en Streefkerk. Het was een woningwetwoning met als bijzonderheid dat er, althans op papier, vier slaapkamers waren. Eén “slaapkamer” was op de begane grond en was van de woonkamer gescheiden d.m.v. 1/3 wand en 2/3 glazen schuifdeur en had een aparte deur naar de gang. Een en ander had met de grootte van de rijkssubsidie te maken. De huur was aanzienlijk meer dan in Kinderdijk. Precies weten we het niet meer maar we denken dat die ca twaalf gulden per week bedroeg. We woonden er nauwelijks een week toen we
Rien spelend naast de Vroling heteluchtkachel die afdoende voor de broodnodige calorieen zorgde in het nieuwe huis.
na veel kou en condens tot de conclusie kwamen dat de kachel, die in de villa geen enkele moeite had met de 4 meter hoge kamer, te klein van capaciteit was voor een huiskamer van een woningwetwoning. Na advies van de “harde” Beenhakker in Kinderdijk kochten we een Vroling heteluchtkachel, op het oog was het een zwart geemailleerde wasmachine. Dat was een enorme verbetering. Jammer dat je geen vuurtje zag, maar warm werd het, althans in de huiskamer. Het was een huis met een gemetseld kolenhok buiten tegen het schuurtje. Een tamelijk klein hok waar nauwelijks voor een maand kolen in kon, zeker in barre tijden. Een van de eerste dingen die gedaan moest worden was het afrasteren van de achtertuin want de kleine ligusterstruikjes die als afscheiding ingeplant waren vormden geen belemmering voor Bido. Het was een heel karwei want de tuin was ca 10 x 10 m, dat werd 30 m hek met gaas met boven en onder planken. Naast de schuur nog een stukje waar we in en gingen. De aanleg van de tuin werd het volgende karwei. Na veel schetsen kozen we voor een flink gazon omzoomd door borders met golvende lijnen. Er moest veel gespit en gemengd worden, de opgebrachte grond kwam uit de bouwputten van de woningen. Keileem, veen en rivierklei, daar moesten we het mee doen. De borders werden op den duur best leuk maar een gazon zo glad als een biljartlaken zoals we in onze gedachten hadden, dat is het nooit geworden. Het is nooit verder gekomen dan een speelveld voor Bido en later
Rien en Bido spelend op het gazon achter het huis aan de Lindelaan. Geen wonder dat het gazon maar geen biljartlaken wilde worden. We hebben er toch veel plezier gehad.
de kinderen. Zo nu en dan kreeg dat rare beest een aanval van gekte en rende hij op topsnelheid rondjes op het gazon. Het gras vloog daarbij metershoog. Op deze manier kon het geen keurig gazon worden. Na wat protesten en reparatiepogingen mijnerzijds hebben we die gedachte maar opgegeven. In de zomer van 1957 de kondigde zich een nieuw gezinslid aan. De zwangerschap verliep zonder problemen en op 9 Maart 1958 werd Jacob Jan Tijmen geboren. Een gezin met twee jongens, we waren best content daarmee. Een wasmachine hadden we inmiddels al, maar het beviel slecht om onder al die wringervochtige luiers boven het trapgat door te lopen. Een centrifuge was toen een logische aankoop. In hetzelfde jaar bivakkeerden pasgetrouwde paar Klaas en Wousje enige tijd bij ons omdat de hun toegewezen woning in plan Kinderdijk nog niet beschikbaar was. We genoten van het huis, de tuin en het wijdse uitzicht. Janny maakte de meeste kleren voor de jongens zelf. Ze deed het graag en goed. We hadden een goed contact met de buren, Marry en Wim Meenks. Net getrouwd kwamen ze in 1956 ook in de Lindelaan wonen. Een stukje van de ligusterheg werd weldra vervangen door een scharnierend hekje. Dat was makkelijk voor de dagelijkse contacten. Marry hield een oogje op baby Jan Jaap als Janny Rien op de fiets naar de peuterschool aan de dijk bracht en weer ophaalde. Bido ging op eigen houtje naar de buren als Janny de kamer een goede beurt gaf en deed daarbij zelf het hekje open, daar was het kennelijk op dat moment gezelliger. Er kwam een zandbak, ingegraven in het straatje achter het huis. Later vervangen door een grotere achterin de tuin. Er kwam vlakbij een nieuwe kleuterschool en een lagere school. Dat was makkelijk De jongens hoefden niet meer naar school gebracht te worden, dat kleine stukje gingen ze op eigen gelegenheid. Ons boekenbezit vroeg om meer ruimte en er was ook behoefte aan een bureautje en een plaatsje voor onze eerste TV. Het werd een soort combinatiemeubel, precies passend tussen schoorsteen en buitenmuur. In ’59 gingen we samen op vakantie, een pension in Dwingelo aan de rand van de hei. Een heerlijke hele week! De jongens werden uitbesteed bij familie. Bido was bij Oma Zwartewaal. Het verwijderen van de keelamandelen van Rien ging gepaard met een ernstige bloeding, de arme jongen lag drie weken in het ziekenhuis. In’61 gingen we met de jongens op vakantie naar Hoenderloo in een huisje met, o wonder, een open haard. Die moest iedere avond branden, met zelfgesprokkeld hout, Janny las voor. Jan Jaap, die vaak ziek geweest was, bloeide daar helemaal op. Zo voelde hij het zelf kennelijk ook, want volgens hem was hij niet geboren maar kwam hij “uittebos”, ‘t hoenderloobos ter verduidelijking. Het jaar daarop gingen we weer, maar nu met Ida onverwacht “onderweg”.We hadden daar heerlijke dagen, met fietstochtjes en uitstapjes, zoals naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Ida werd geboren op 21 September 1962. Een dochter, helemaal compleet en zeer welkom. De jongens kregen toen samen de slaapkamer aan de straatkant, aanvankelijk onze kamer. Ida in de wieg in het kamertje boven de keuken. Dat ging goed tot het begon te vriezen. Het werd een strenge winter. Het werd zo koud dat we haar ‘s nachts niet meer boven in het onverwarmde kamertje lieten liggen. Dan sliep ze in de kinderwagen in de voorkamer na allerlei voorzorgsmaatregelen. Kolendamp was een van onze angsten, de kachel werd dan ook heel zorgvuldig en vroegtijdig verzorgd. Bido mocht niet bij haar komen en toch moest er wat warmte in die voorkamer. De schuifdeur stond dan op een kier waar hij niet door kon. Als dat alles klaar was en de waterleiding afgetapt, doorgeblazen en de stortbak leeg getrokken konden we zelf naar bed met een kruik in een slaapkamer waar de ijsbloemen weer (nog) dik op de ramen stonden. ’s Morgens was de vaatdoek aan de aanrecht vastgevroren. Eerst de kachel flink door laten branden en de waterleiding weer gebruiksklaar maken voor aan de normale huishoudelijke werkzaamheden begonnen kon worden. Het opmaken van de bedden gebeurde in étappes, er tussendoor ging Janny naar beneden om zich te warmen. We waren heel blij met de Vroling heteluchtkachel. We keken op een landschap in wit en grijs, zover het oog reikte. In de tuin lag de sneeuw bijna zo hoog als de ligusterheg. De door de harde oosten wind voortgejaagde sneeuwvlokken kwamen achter de heg tot rust. Het pak sneeuw werd hoe langer hoe dikker. In onze herinnering is de koudste dag de dag van de elfstedentocht op 18 januari. Het vroor dat het kraakte met een gierende ooster met daarbij stuifsneeuw. We moesten hard stoken met de kamerdeur en de wc-deur open om te voorkomen dat de waterleiding en stortbak bevroor. Ik was herstellende van een keelontsteking en mocht nog niet naar buiten. De kachel vrat die dag ongegeneerd veel kolen die Janny steeds moest scheppen. Vijf kitten kolen hebben we die dag er door gejaagd. Normaal was een kit voldoende. De verslaggeving van de elfstedentocht op onze zwart-wit TV was schitterend en heel uitgebreid. Een bijzondere dag. Toen het tenslotte ging dooien hebben we dagen met dweilen en doeken dooiwater van het raam boven de trap opgenomen. Het ijs was in de loop van de vorstperiode centimeters dik geworden, en veranderde nu in liters water. Uiteindelijk werd het weer voorjaar, de viooltjes kwamen bloeiend onder de sneeuw vandaan en Ida lag buiten tussen de sneeuwresten in de kinderwagen te slapen. Door die strenge winter waren we tot de conclusie gekomen dat verwarming in de keuken wel plezierig zou zijn. Een oliekachel was de oplossing. Ook de gang werd daardoor wat minder kil. Er waren een paar dingen die we wilden veranderen. Allereerst hebben we de kamerdeur naar de tuin vervangen door een raam met glas tot op de vloer. Dat gaf meer zicht op de tuin, meer licht en minder tocht. We hebben ook de scheidingswand met schuifdeuren tussen voor- en achterkamer verwijderd incl. de vaste kast naast de schoorsteen. Eerst veel stof en daarna een mooie ruime huiskamer. Een vensterbankkast over de volle breedte van de voorkamer gaf veel bergruimte. Later hebben we een nieuw plafond van geprofileerd zachtboard gemaakt, in grote vierkanten en vrij van de muur. Weer rommel en stof door het hele huis. Inmiddels was het nieuwbouwbehang ook verdwenen en vervangen door muurverf. Het behangen in de villa zat nog ramvast in ons geheugen, dat nooit weer dachten we. Het laatste grote karwei betrof het bewoonbaar maken van de de zolder. Dat had heel wat voeten in de aarde. Het moest de kamer voor Rien worden, hij was aan de middelbare school toe en had een eigen plek nodig. Er kwam een groter en tochtvrij dakraam, een vaste trap i.p.v. de vlizotrap, een stookgelegenheid en het nodige schilderwerk. Het werd een leuke jongenskamer met onder de nokbalk precies genoeg stahoogte, verder was het bukken. Alles bij elkaar hebben tamelijk veel energie gestopt in dit huurhuis maar we kregen er veel wooncomfort voor terug. Het was de tweede helft van de jaren zestig dat Bido op en versleten was. We hebben hem in de tuin begraven. We misten het dier zeer. In ’67 kregen we Jantje, een goudspaniel. Na wat problemen met haar gezondheid werd het een levendig speels beest die heel wild kon stoeien met poes Tippy, samen hadden ze dan de aandacht van ons allemaal. Het zwemmen zat kennelijk in haar genen, als ze water zag moest ze zwemmen. Onze buren Meenks verhuisden naar Zierikzee. Dat was heel spijtig, maar had ook een voordeel. Na enig onderling overleg konden we hun huis twee jaar achter elkaar (’66 en ’67) als vakantieadres gebruiken. Vanuit Zierikzee hadden we heerlijke stranddagen en maakten we duinwandelingen bij de vuurtoren van Haamstede. We ontdekten daar het nut van de koelkast in zomerse dagen. Op een mooie zaterdagmiddag, Janny zat met de kinderen bij het polsstokspringen over de wetering te kijken, heb ik onze eerste koelkast gekocht, op voorwaarde dat hij nog die middag afgeleverd zou worden.Toen Janny met de kinderen binnenkwam stond hij geinstalleerd en wel in de keuken. De verrassing was groot. Eind 1966, om precies te zijn op de verjaardag van Oma Blokhuis, slipte Klaas met zijn auto, een diepe plas was daar de oorzaak van. De gevolgen waren catastrofaal. Hij botste tegen een tegemoetkomende vrachtauto. Klaas en zijn vrouw Wousje werden uit de auto geslingerd. Klaas werd ernstig gewond en Wousje was op slag dood. Janny en ik waren kort na hen vertrokken en waren er als eersten bij. Hulp halen en terugrijden om de familie te waarschuwen was het enige wat we op dat moment konden doen. Spannende dagen en weken volgden. De kinderen, Jaap, Gerdien en Sjanet kwamen zo lang als nodig bij ons in huis. Voor Janny was het een heel drukke tijd al werd er van verschillende kanten hulp aangeboden. Klaas lag ruim drie maanden in het ziekenhuis. Het was een zware tijd. De fam. van Beek, die na de Meenksen naast ons waren komen wonen, verhuisden weer. Helaas kregen we toen buren die, op zijn zachtst gezegd, niet in onze nette Lindelaan thuis hoorden. De muren waren te dun om de vloeken te dempen. Ook buiten kwamen ze luid en duidelijk over de heg. Er werd bovendien accordeon gespeeld. Speciaal op tijden dat normale mensen hun bed opzoeken. Voor ons was de lol er af in de Lindelaan. We lazen berichten dat er in Papendrecht een appartementenflat gebouwd werd met vrije vestiging en hebben ons na nadere informatie en enig nadenken daarvoor laten inschrijven. Een van de overwegingen was ook dat Rien iedere dag op de fiets naar zijn middelbare school in Dordt moest. Dat was tamelijk ver. In februari 1969 verhuisden we naar Papendrecht, Constantijn Huijgenslaan 345. Een appartement op de 6° verdieping met aan de oostzijde uitzicht tot Gorinchem en de Amer-centrale en in het westen zicht tot Pernis. Het was een fijne woning met een grote woonkamer, een woonkeuken, drie slaapkamers, badkamer en toilet. Alle woonruimten waren gesitueerd rondom een ruime hal. Aan de oostzijde een balkon over de volle breedte van de woning, aan de westzijde de galerij. Het appartement maakte deel uit van een flatgebouw met 96 woningen verdeeld over 8 woonlagen. Het gebouw had twee liftkokers en op de begane grond een berging voor iedere woning. Er was geen individuele verwarming. De verwarmingskosten werden per appartement verrekend op basis van metertjes die op de radiatoren gemonteerd waren. Het was goedkoop stoken met verwarmde woningen rondom. De eerste zomer in de flat gingen we niet met vakantie, de verhuizing had onze portemonnee nogal aangesproken. De gedachte was dat vanuit ons huis dagtochtjes
Het uitzicht uit de flat naar het oosten. Rechtsboven de schoorstenen van het dordtse G.E.B. Heel vaag, iets links van het midden de brug over de Merwede.
maken goedkoper was. We hadden er echter niet op gerekend dat familie en kennissen nieuwsgierig waren. Ze kwamen allemaal kijken en wilden allemaal meeeten.Dat was natuurlijk gezellig, maar het beoogde “zuinig aan“ kwam daarmee op een laag pitje te staan. Het contact met de buren Pronk was goed maar oppervlakkig. Aan de andere kant woonden Thijs en Miep Snabel.Daar konden we het heel goed mee vinden. Toen Thijs op de RK-school heel professioneel als Sinterklaas optrad kwam hij ook bij Ida op bezoek omdat ze ziek thuis was. Ida was heel ontspannen en zei bij het vertrek van de werkelijk prachtige Sint: “Dag mijnheer Snabel”. We kregen het tamelijk druk in Papendrecht. Janny kwam in de particuliere kraamzorg terecht. Ze deed het graag en er kwamen steeds meer gezinnen die een beroep op haar deden. Het betrof mensen die niet meer verplicht verzekerd waren en daarom de reguliere kraamhulp zelf moesten betalen, dat was toen al duur. Vanuit de kerk werd er ook een beroep op ons gedaan. Janny werd bij het jeugdwerk betrokken en ik werd lid van de kerkeraad. Allebei besognes die veel tijd buitenshuis vergden, vergaderingen en huisbezoeken. Toen ik afzwaaide werd Janny gekozen tot ouderling. We kregen toen al te maken met gesprekken over “samen op weg”, de voorbode van de PKN. Ook de kinderen voelden zich aardig thuis in Papendrecht. Rien en Jan jaap bezochten de middelbare school, jongelui van school en jeugdclubs kwamen regelmatig over de vloer. In 1970 gingen we voor het eerst met vakantie in Aalten. Een zomerhuisje bij de boerderij van de familie Kämink. Het is niet bij één keer gebleven. We gingen er vaak heen en niet alleen in de zomer. Kat en hond gingen mee. Rien had vakantiebaantjes, o.a. bij Victoria en later bij Kon. Mij. Adr. Volker. Na de Mulo ging hij in 1971 naar de opleiding voor scheepswerktuigk. in Rotterdam. In zijn stage-jaar maakte hij een paar zeer interessante reizen bij de sleepdienst van Smit Int. Zijn opleiding maakte hij jammer genoeg niet af. Na enige tijd bij de IHC in Kinderdijk gewerkt te hebben kreeg hij een baan bij de onderhoudsafdeling van Nedstaal in Alblasserdam. Na een kort huwelijk met Sjan Besemer en een daarop volgende moeilijke tijd kreeg Rien een relatie met Elly Kwakernaak, ze trouwden in 1984 en kochten een huis in de Goudsbloemstraat in Papendrecht. In 1987 werd hun zoon Mart geboren en in 1991 zoon Tom. Ida had helaas vaak last van hevige astmatische aanvallen, soms zo hevig dat een opname in het ziekenhuis noodzakelijk was. Ze was dan weken thuis en kreeg brieven van haar klasgenootjes. Een zin uit die brieven is me bijgebleven:“we denken aan je, de juffrouw bidt voor je, maar je komt wel achter”. Breng daar maar eens wat tegenin. We hebben goede herinneringen aan de weekends, knutselend en schilderend aan en bij de eettafel in de keuken of met de lego op de vloer in de huiskamer waar we daartoe een flinke ruimte vrijgelaten hadden. In 1972 kreeg Janny last van haar blindedarm.Ze werd geopereerd in Dordt in het ziekenhuis dat de “ziekenverpleging” heette en mocht na een week weer naar huis. Dat lijkt nu lang maar toen was het korter dan normaal. Korte tijd daarna werd onze buurvrouw Miep ziek. Ze werd geopereerd en aanvankelijk leek het goed te gaan maar na enige tijd kreeg ze opnieuw klachten. Haar gezondheid werd steeds slechter. Ze vond het fijn dat Janny haar verzorgde en duldde geen anderen aan haar bed. In de zomer van 1973 is Miep overleden en in Anna Paulowna, de woonplaats van haar ouders en verdere familie begraven. Thijs werkte en verbleef daarna in Utrecht. Alleen in de weekends kwam hij naar Papendrecht en at vrijdags bij ons. Dat waren gezellige maaltijden met goedmoedige plagerijen tussen de jongens en Thijs. Onze woning, hoe gerieflijk ook, werd een beetje krap voor een gezin met drie tieners. Bovendien gingen er geruchten dat er overwogen werd extra belasting te heffen als het inkomen te hoog was in relatie tot de huur die men betaalde. Na veel vijven en zessen besloten we een huis te kopen in de Wipmolen, deel van een nieuwe wijk in de Westpolder. Het kostte 106000 gulden, we betaalden Fl 10000-, resteerde dus een hypotheek van Fl 96000- op basis van een levensverzekering. Het rentepercentage was op het moment van koop, als ik me goed herinner, elf procent en 10 jaar vast. Zwager Henk had ons, voor we kochten en na navraag bij collega’s economen, verzekerd dat er geen kijk op was dat de rente op korte termijn zou zakken. Na het zetten van onze handtekening onder het koopcontract begon de rente per direct te dalen. Conclusie: economie is onvoorspelbaar. Na 10 jaar werd de 11 procent 8 procent, dat scheelde een slok op een borrel. Eind 1974, en wel tussen Kerst en Oudejaarsdag, zijn we verhuisd naar Wipmolen 29. De oliebollen hebben dat jaar niet zelf gebakken maar gekocht. Volgens de omschrijving in de catalagus was het een “herenhuis”. Het was het tweede huis in een blok van acht. De indeling was als volgt: begane grond met entree, toilet, kast, forse huiskamer met open keuken, trap naar 1° verdieping met daar de overloop, drie slaapkamers, een badkamer en trap naar 2° verdieping met kleine zolder waarop CV en daarnaast een grote zolderkamer met
Vanuit de kamer keken we uit op de singel met links de vijver waar in de winter geschaatst en in de zomer gevist werd, dat onder grote belangstelling van Tippy onze poes.
dakkapel. Rien kreeg de slaapkamer aan de achterzijde, Jan Jaap de zolderkamer, Ida de bescheiden slaapkamer naast die van Rien, Janny en ik de slaapkamer aan de voorkant. Het geheel stond op 157 m2 grond volgens de kadastrale gegevens. Aan de voorzijde keken we uit op een grote vijver en een singel, een fraai uitzicht. Ook hier een tuin met het etiket ”woest en ledig” en een vrijstaande berging zonder electr. verlichting. Dat waren de eerste karweien nadat het huis naar genoegen ingericht was. Voor electriciteit in de schuur, die achterin de tuin stond, hebben we een grondkabel aangelegd. Vanaf de meterkast onder de vloer en de fundering door en in een greppel in de tuin naar de schuur. Daarna hebben we de tuin onderhanden genomen. Een gazon was geen optie.
Visbakken op een campinggasje in de achtertuin van Wipmolen 29.Dat was een genoeglijk karweitje onder het genot van een slokje. Jantje keek belangstellend toe, het rook tenslotte wel erg lekker.
Te kleine tuin. We hebben toen gekozen voor hardgebakken oude straatklinkers.met aan weerskanten een border en nog een tweetal plantgaten. Het werd een aardige tuin waar we geen gras hoefden te maaien maar een paar keer per jaar moest het mos en onkruid tussen de stenen geschrapt worden. Met een oud mesje, later hadden we daar een speciaal krabbertje voor, het was erg tijdrovend Uit Aalten brachten we zakken vol bosgrond mee, daar knapten de borders van op. Aan weerskanten van het pad naast de schuur hadden we een oostenrijkse den gepoot. Die groeiden razendsnel en binnen de kortste keren konden we er nauwelijks meer langs. Ze zijn na een uiterst vriendelijk verzoek van Janny door mensen van de papendrechtse plantsoenendienst verwijderd. Een stel in de grond gestoken populierentakken begonnen ook welig te tieren. Op een donkere avond hebben we ze overgezet in gemeentegrond. Daar werden het bomen die ver boven de dakgoot uitgroeiden en uiteindelijk ook door de plantsoenendienst gerooid zijn. De open keuken hebben we wat minder zichtbaar gemaakt door het dressoir tussen keukenhoek en kamer te zetten. Een wand met daarboven een soort plantenrek schermde het keukendeel voldoende af en bleef er contact keuken/kamer. Het dressoir diende als berging in de keuken, het bovenblad werd betegeld met wonderbaarlijk passende tegeltjes. De vensterbanken werden verbreed, de radiatoren aan het zicht onttrokken. Een boekenrek met daaronder ruimte voor tv, radio en gramofoon gaven de kamer de aanblik die jaren zo zou blijven. Jan Jaap ging na de Mavo naar het conservatorium in Rotterdam en stopte daar een jaar later mee. Ging vervolgens naar Dordrecht voor de opleiding Mbocd. Cd staat voor “civiele diensten”. In de weekends verleende hij hand- en spandiensten in een verzorgingstehuis voor bejaarden in Dordrecht. Na zijn examen moest hij in militaire dienst en kreeg daar een zinvolle opleiding tot hospitaalsoldaat, hij moest er wel een aantal maanden extra dienen en hielp bij de geneeskundige keuringen van recruten. Na zijn diensttijd kreeg hij een baan bij het schoonmaakbedrijf Cemsto. Jan jaap trouwde in 1982 met Karin van Tilborg. Ida bezocht het lyceum in Papendrecht en doorliep alle klassen zonder hapering. Daarna vertrok ze naar Deventer voor de opleiding hbocd. Ze kwam alle weekends thuis. Ze liep stage in een instelling voor zwakbegaafden in Zwammerdam en in het Kath. Ziekenhuis te Dordrecht. Het laatste jaar in Deventer bewoonde ze met twee klasgenoten een flatje in die stad, dat met verzamelde meubelen een gezellig onderkomen werd. Na haar examen kreeg ze een baan bij de Cemsto. In sept.’87 ging ze bij Gerjan in Aalten wonen en vond een baan in Arnhem. Ze trouwden in ‘88 vanuit het huisje aan de Tammeldijk, de bruid hoort tenslotte vanuit haar ouderlijk huis te trouwen, het was wel bijzonder. Begin jaren ’90, toen de kinderen getrouwd en wel de deur uit waren werd het huis in onze ogen wat te groot
Het balkon dient bij bezoek vaak als uitloop. Zeker als het mooi weer is. Zelf brengen we er ook uren door, vooral nu het van een markies voorzien is. Hier hebben Teun en Willem een diepgaand gesprek.
We kwamen tot de conclusie dat we nog één keer moesten verhuizen, we konden het nu nog zelf regelen. Omdat we het in Aalten altijd naar ons zin hadden kwam het idee bij ons op om ons daar in te laten schrijven bij de woningbouwver. Toen we er weer eens waren hebben we dat gedaan en kregen de mededeling dat het wel vier jaar kon duren voor het zover was. Dat was voor ons geen bezwaar, we hadden geen haast. Binnen het jaar kregen we al bericht dat er een woning beschikbaar was, een appartement op de 1° verdieping van een nieuwbouwcomplex. We zijn wezen kijken, het leek aardig, maar er kleefden in onze ogen toch een paar bezwaren aan. Er was weinig privacy, de galerij diende tevens als balkon. Binnen was de keuken erg hoog en waren er ramen waar je alleen met een hoge trap bij kon. Het was onze keus niet. Korte tijd later konden we weer gaan kijken, dit keer op het Manschotplein. Dat zag er goed uit en we zagen geen redenen om het deze keer af te wijzen. We kozen voor de 3° verdieping, het middelste appartement met het koepeltje boven het balkon. Jan jaap en Karin wilden ons huis aan de Wipmolen kopen. We waren in Zwitserland met vakantie toen Ida namens ons de sleutel in ontvangst kon nemen. We hoorden daar ook dat Jan jaap en Karin hun huis aan de Wilgenhof verkocht hadden. Het was een begin van een hectische tijd in een warme zomer. Rien en Elly hadden een nieuwbouwhuis gekocht aan de Lisdreef in Papendrecht. Hun oude huis konden ze verkopen vóór het nieuwe betrokken kon worden. Ze hebben toen een aantal weken bij ons aan de Wipmolen gebivakkeerd. Toen de Lisdreef klaar was hebben we gezamenlijk de keuken ingebouwd en parket gelegd. Warm dat het was! En warm bleef het, ook toen wij de sleutel kregen van Manschotplein 65 en de kurken vloerbedekking moesten gaan plakken. Gelukkig konden we terugvallen op het huisje aan de Tammeldijk als we er genoeg van hadden. Een Lingens blond in de schaduw was dan een tractatie. Op 22 Aug.’94 verhuisden we en konden we na enig pas- en schroefwerk aan de nieuwe boekenkasten de flat inrichten. Nadien is er aan die inrichting niets fundamenteels meer veranderd en staat alles nog naar ons zin op dezelfde plaats. Alleen de badkamer hebben we laten veranderen. Een tweede toilet dicht bij de slaapkamer leek ons comfortabel en het ligbad vonden we een sta in de weg, de wat krappe douchecel met de hoge instap was ook niet alles. Na een week van doordringende herrie en stof hebben we nu een badkamer zonder ligbad, met toilet, nieuwe vloertegels en een douche zonder deur en opdringerige wandjes. Heel gebruikersvriendelijk, zeker als je hulp nodig hebt zoals we ondervonden hebben na de heupoperatie van Janny. We zijn er nog steeds erg blij mee. We hopen dat we nog geruime tijd van deze woning kunnen blijven genieten. Hoewel, plaats voor nog meer boeken is er nauwelijks meer,dat geeft te denken.
K.J.Weijnman Aalten 9 Maart 2009.