Onze Trouwdag.

Dat we ooit met elkaar zouden gaan trouwen was eigenlijk al stilzwijgend overeengekomen rond Kerstmis 1947 want toen hebben we ons verloofd. Wanneer, dat lag toen nog niet vast. Ik zat nog op de HTS in Dordrecht en Janny volgde de opleiding tot verpleegster in Veldwijk te Ermelo. We zagen elkaar regelmatig maar wel te weinig. Eens in de veertien dagen in het gunstigste geval en daar tussendoor een brief. Geen telefoon, geen mobieltje. Een smachtend bestaan.

Je kon pas over trouwen gaan denken als je een baan had en een tweede voorwaarde was een huis. En dat was in die tijd echt een probleem. Er was nog een enorm tekort aan woonruimte zo kort na de oorlog. Toen ik dan ook in 1949 als tekenaar-constructeur bij L.Smit & Zn te Kinderdijk ging werken heb ik me daar snel laten inschrijven als woningzoekende. Dat liep via de bedrijfsleiding. De huizen in Kinderdijk waren namelijk goeddeels bedrijfswoningen, of van L. Smit & Zn, of van J. & K. Smit, de buurmanwerf. De bedrijfsleiding van de werf bepaalde welke werknemer een huis toegewezen kreeg, de gemeente ging daarmee zondermeer accoord. We rekenden er op dat we wel een paar jaar geduld zouden moeten hebben. Dat was geen ramp, dan hadden we de tijd om naarstig te sparen voor de inrichting van onze toekomstige woning. Ik was dan ook niet weinig verbaasd toen ik einde zomer 1950 van onze bedrijfsleider dhr. Gort te horen kreeg dat er in de monumentale “oude villa van Jan V” op de eerste verdieping twee appartementen ingericht werden en ik kwam in aanmerking voor een ervan. Ik wist niet wat me overkwam. Drie kamers, een keuken, gebruik van de zolder en een kolen- en fietsenberging in het sousterrain. Een geweldig aanbod maar wel een beetje vlug gezien de financiën. We waren zorgelijk blij. Toen ik het weekend thuiskwam zei ik tegen moeder Ida: ”Ik moet trouwen”. “Ben je nou besodemieterd” was haar reactie. “Want we krijgen een huis” sprak ik verder. “Lammeling” zei ze toen opgelucht. Bij Janny thuis was de reactie rustiger, Het nieuws zal wel iets anders aangekondigd zijn. Het werden drukke weken. Wat moesten we allemaal doen, op welke dag gaan we trouwen, wanneer in ondertrouw, stof voor bruidsjapon, welke bloemen voor het bruidsboeket, welke meubels, gordijnen, kachel, verlichting, keukenuitrusting, wat kunnen we besteden, zoveel hadden we nog niet gespaard, welk behang want de huisbaas vond dat we dat zelf maar moesten uitzoeken, wie moesten we vragen om onze getuigen te zijn, aan wie moesten we een uitnodiging sturen en zo nog honderd en een dingen.

Met al dat geregel vlogen de weken voorbij. De trouwdag werd vastgelegd op 19 December 1950. De huisbaas was ruimschoots op tijd klaar maar wij moesten nog even behangen, iets wat we nog in de vingers moesten krijgen. Er deden zich twee problemen voor. De kamers waren vier meter hoog en we hadden goedkoop behang gekocht. Een ingesmeerde baan van vier meter lang aan de bovenkant vasthouden en daarmee de trap beklimmen lukte tot bijna bvenaan, dan scheurde het natte behang vlak onder de vingers en viel de kleddernatte baan opde grond, dat schoot niet op. De oplossing was o.i. slim en eenvoudig. We plakten eerst banen behang tot aan de bovenkant van de kamerdeur en vervolgens plakten we aanvullende banen van bovenkant deur tot plafond. Op de horizontale naad plakten we een sierstrook van een wat afwijkende kleur. Het ging uitstekend en een bijkomend effect van de sierstrook was dat de kamers minder hoog leken. We hebben wel voor de rest van ons leven een afkeer van behangen gekregen. Die hoge kamers gaven ook bij de aanschaf van lampen en gordijnen wat problemen. De lamp in de huiskamer kreeg twee aan elkaar geschroefde pendels, met één hing hij wel erg in hoger sferen. Toen we gordijnstof gingen kopen wilde de verkoopster niet geloven dat we zoveel meters stof nodig hadden voor één raam. Het was vast fout. We hebben het de dame ter plekke uit ons hoofd voorgerekend, zo hoog, zo breed, zoveel voor de zomen en zoveel maal de breedte voor de plooien. Ze was nauwelijks te overtuigen, het zal wel goed zijn zal ze tenslotte gedacht hebben en begon eindeloze meters stof uit te rollen. Eerst voor de huiskamer en toen voor de slaapkamer. Ze bleef ongelovig kijken. De kamer die we voor logeerkamer bestemd hadden lieten we i.v.m. het kleine budget nog even buiten beeld, dat kwam later wel.

Ook de bruidsjurk werd met eigen handen gemaakt. Ik geloof niet dat ik er iets mee van doen had. Zuster Johanna Petronella verleende hand- en spandiensten meen ik me te herinneren. Dat het eindresultaat prachtig was zou op de 19° blijken.

Zo langzamerhand begon ons appartement er leefbaar uit te zien met de Pas-toe-meubels, de zelfgemaakte gordijnen, de cocosmat op het oude maar echte linoleum en het slaapkamerameublement dat afkomstig leek uit een poppenhuis in die slaapkamer van 6 x 5 x 4 meter.

Uit practische overwegingen besloten we om vanuit het ouderlijk huis in Zwartewaal te trouwen. Vandaar uit was zowel gemeentehuis als kerk binnen loopafstand. Vanuit Nieuwesluis, de woonplaats van Janny’s ouders was het een kilometer of drie naar het gemeentehuis van Heenvliet en de gereformeerde kerk stond in Zwartewaal. Dat zou tamelijk ingewikkeld en kostbaar geworden zijn, vandaar.

Waar we niet echt op gerekend hadden was dat het op 19 December echt winterde. Er was tamelijk wat sneeuw gevallen en de temperatuur was al enige dagen onder nul. Het openbaar vervoer werkte nog wel gelukkig. Familie en vrienden kwamen zodoende keurig op tijd aan evenals onze getuigen, vriend Jaap van Sliedregt en neef Harry Verbeek. Zelfs de fotograaf kwam opdagen. Hoe het allemaal met koffie, thee, brood en warme maaltijd gegaan is zijn we vergeten. Het zal op een of ander moment wel op tafel gekomen zijn.

Ca. half drie vertrok de stoet te voet richting gemeentehuis. Het bruidspaar voorop, Janny beeldschoon in een roomwitte lange japon met sleep, een sluier en een bruidsboeket van fresia’s, ikzelf in een gehuurd trouwcostuum, een geleende zeer deftige das plus hoge hoed. De getuigen direct achter ons, vervolgens de ouders en daar achter de rest van de familie en vrienden. Omdat het gesneeuwd had en daardoor glad, had de gemeentewerkman Bravenboer heel attent zand gestrooid van ons huis naar het gemeentehuis en daar tussen een zijpaadje tot voor de deur van de kerk. De fotograaf heeft van de gang naar het gemeentehuis, kerk en terug een aantal aardige foto’s gemaakt. Aangekomen op het gemeentehuis werden we opgewacht door dhr Boers, gemeentesecretaris en ambtenaar van de burgelijke stand. Door hem werden we in “de echt” verbonden. Of hij behalve de ambtelijke plichtplegingen nog een toespraak gehouden heeft weet ik niet meer. Het zal vast niet lang geduurd hebben, mijnheer Boers was een bijzonder vriendelijk mens maar zeker geen groot spreker. Vervolgens met ons allen naar de kerk. Daar leek het bij binnenkomst aardig warm, maar dat viel na een poosje tegen. Ik vond het tamelijk fris en Janny zat zichtbaar te bibberen, niet in de laatste plaats door de zenuwen. Ds van der Lugt heeft ons huwelijk kerkelijk bevestigd en daarbij een preek gehouden uitgaande van de tekst Ruth 2 vers 12b: “onder wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen”.Wat dominee van der Lugt ook gezegd mag hebben, het is ons in de loop van bijna zestig jaar ontschoten.

Na de kerkdienst zijn we met elkaar naar huis teruggewandeld. We zullen daar zeker door allen gefeliciteerd en gezoend zijn en we zullen ook gegeten en gedronken hebben, hoe dat precies verlopen is, ook dat weten we niet meer. De foto’s wijzen uit dat we nog met een groot deel van de familie en genodigden met elkaar rondom de tafel zitten, bovendien zijn er nog een aantal aardige foto’s van bruid, bruidspaar, bruidspaar met getuigen, en bruidspaar met naaste familie gemaakt. Voor deze foto’s zijn we uitgeweken naar de voorkamer van de buren Scheijgrond. Dat gaf de fotograaf meer bewegingsvrijheid.

Aan het begin van de avond werd het tijd om te vertrekken, we wilden naar ons eigen huis in Kinderdijk. Gelukkig vertrok het grootste deel van de familie ook op dat moment. Ze mochten helpen bij het dragen van de negen stuks bagage. Onderweg naar het tramstation bleek het behoorlijk mistig te zijn. Ik geloof dat de tram redelijk op tijd was ondanks de mist. Het eerste stuk, tot Spijkenisse, ging alles voorspoedig. Maar daar ging het mis. De tram bleef lang stilstaan en begon toen heen en weer te bokken en stond toen weer stil. De conducteur kwam de coupé binnen en deelde mee dat we even passagiers in Zuidland, gelegen aan een aansluitende tramlijn, op gingen halen want i.v.m. de dichte mist kon de bus, die normaal de avonddienst uitvoerde, niet meer rijden. Daarna zouden we doorrijden naar Rotterdam. Onze oom Jan Cupido, de oude zeeman, kwam toen goed op stoom en begon uit te pakken tegen de conducteur dat dat geen manier van doen was, hier zat een hele groep mensen die nog verder moesten reizen, dat gaf zeker niet, enz.enz. Uiteraard gingen we toch naar Zuidland en de mist werd steeds dikker. Na verloop van tijd waren we weer terug in “Spikkenis”zoals we op het eiland zeggen. Ik denk dat we door die escapade minstens een uur extra reistijd cadeau kregen. Het werd wel spannend, zouden we in Rotterdam de bus naar Kinderdijk nog halen? In Rotterdam zijn we met de hele familie en alle bagage in gezwinde pas van de Bourgoense vliet naar de bushalte aan de Pleinweg gelopen. We arriveerden daar rond kwart over tien, eigenlijk te laat, maar er stond nog een hele drom mensen te wachten, dat gaf hoop. Op de vraag of de bus van kwart over tien al voorbij was kregen we als antwoord: Dat zal wel niet want de bus van kwart over negen is ook nog niet voorbij. Het was inmiddels potdicht van de mist en de vraag rees dan ook: Zouden er nog wel bussen rijden? De familie begon al te mompelen: Jullie kunnen wel bij ons slapen. Dat was wel lief aangeboden maar wij wilden naar Kinderdijk, dat kan je begrijpen. En waarachtig, daar kwam de bus naar Kinderdijk.Wij als een haas de bus in en de familie schoof alle negen stuks bagage achter ons naar binnen. Toen we de chauffeur om een enkeltje Kinderdijk vroegen keek hij heel bedenkelijk. Ik weet nog niet of met die mist wel zo ver ga, ik kan niks beloven sprak de man. In ieder geval ga ik tot Alblasserdam, daar zien we wel verder. Dat was al aardig in de buurt. Binnen de bebouwde kom viel het zicht nog mee, maar toen we buiten de stad op de (toen nog) onverlichte snelweg kwamen bleek pas hoe dicht de mist was. De binnenverlichting werd gedoofd zodat de chauffeur iets beter zicht op de weg kreeg. We zijn toen heel langzaam rijdend in Alblasserdam gearriveerd waar nagenoeg alle passagiers uitstapten. Gelukkig voor ons besloot de chauffeur door te rijden naar Kinderdijk. Ook op de dijk langs de Noord was het bijzonder mistig, gelukkig hier en daar een straatlantaren. Op het laatst waren wij nog de enigste passagiers. De chauffeur vroeg: Waar moeten jullie zijn? Wij willen naar de villa van Jan V. Oh, dan zet ik jullie daar wel even af want jullie hebben zoveel spullen bij je. Zo werden we, alsof we met een taxi vervoerd werden, recht voor de deur van de villa afgezet. We moesten nog een paar keer heen en weer lopen om alle bagage boven te krijgen. Het was inmiddels na twaalven geworden, we kwamen in ons koude huis, maar dat was een probleem voor de volgende morgen. Onder de dekens zou het wel warm worden. Einde van een spannende en gedenkwaardige dag.

trouwfoto

Hier komen we terug van gemeentehuis en kerk . We zijn al vlakbij huis. Je kan zien dat het op dat tijdstip al mistig aan het worden is. Aan het eind van de straat is het al behoorlijk nevelig. Een winters plaatje met sneeuw aan de zijkant van de straat waar in het midden gestrooid was.

 

trouwfoto 1

Het staatsieportret dat na de plechtigheden in gemeentehuis en kerk is gemaakt in de voorkamer van onze buren Scheijgrond. Daar had de fotograaf wat meer bewegingsvrijheid. We waren een mooi paar vinden we zelf.

Ook een jeugdherinnering, maar dan van ons beiden.

K.J.Weijnman en J.Blokhuis.

Aalten 31Mei 2008