Een kermisbed.

Lang geleden, toen ik schooljongetje was, werd er meer gelogeerd dan tegenwoordig. Nu practisch iedereen een auto heeft, gaan we nauwelijks meer logeren, maar stappen in ons vervoermiddel en gaan een dagje op bezoek ter gelegenheid van de verjaardag van een onzer familieleden of vrienden.Waarschijnlijk heeft ook de telefoon en de laatste tijd het E-mailen er toe bijgedragen dat we niet meer gepakt en gezakt bij familie arriveren om daar voor langere tijd te verblijven. Of was misschien”het logeren” een voorloper van het huidige “met vakantie gaan”? In ieder geval: nu heeft bijna iedereen eigen vervoer en daarbij nog wat geld voor camping, bungalow of hotel in of buiten Nederland. Ik kan me niet herinneren dat er in mijn kindertijd tantes en ooms met vakantie gingen. Nee, ze kwamen bij ons logeren. Dat werd aangekondigd middels een briefkaart met de volgende,of soortgelijke tekst :

Beste allemaal,

We hebben het plan om volgende week

Vrijdag voor een dag of wat naar jullie te komen,

als het tenminste uitkomt. Als alles goed gaat

zijn we met de boot van half vijf in Zwartewaal.

Hier is alles in orde. Laten we hopen dat het weer

de volgende week wat beter is.

De groeten van Cor en Truida.

Zo werd dat geregeld. Een telefoon hadden we niet. Ik weet niet of er nog een briefkaart retour ging met de mededeling dat het goed was, ik weet wel: het was altijd goed. Omdat het altijd goed was werd het soms een beetje krap met de bedden ondanks het feit dat we in totaal over drie twee-persoons bedden, twee bedsteden, een divan en een tamelijk groot kinderledikant beschikten. Normaal konden we daarmee aardig uit de voeten maar een enkele keer was dat onvoldoende. Zo herinner ik me een zomer waarin het echt uit de hand dreigde te lopen, het aantal slapers was groter dan het aantal reguliere slaapplaatsen. Ik weet niet precies wie er allemaal zou komen. Wel weet ik vrij zeker dat opa en opoe van der Duin er al waren en heel zeker mijn neefje Jan te Loo uit IJmuiden.Voor het slaapplaatsenprobleem wist mijn moeder natuurlijk de oplossing. Maken we toch een “kurremesbed”. Op zolder in de hoek bij het achterkamertje waar in de winter de “arepels legge”, dat gaat best. Dan kunnen jullie tweeen daar slapen Er direct achteraan tegen Jan en mij: dan halen jullie met je krui bij de Kroezen een pak stro. De krui was een door mijn vader gemaakte speelgoedkruiwagen, wel vrij stevig maar toch op de maat van een kleine jongen. De Kroezen waren de ongehuwde gebroeders Kroes die boerden op een tamelijk grote stee, helaas een eind buiten het dorp.Waarom helemaal naar de Kroezen terwijl achter ons huis van der Sar zijn boerderij had? Geen idee. Wellicht was de verhouding met de Kroezen een betere. In ieder geval, Jan en ik gingen met de krui naar de Kroezen. Heen ging dat zonder problemen. Bij aankomst netjes “volk” geroepen bij de deur van de goot. De huishoudster hoort ons verhaal aan en zegt dat we maar even bij de paardenstal moeten kijken want: “Ik dink dat ze (de Kroezen) daar zijn”. Wij met de krui naar de paardenstal waar we inderdaad een Kroes vonden. Toen we ons verhaal gedaan hadden kwam de vraag:“Waar is-’t voor, voor de kninne”? “Nee, voor een kurremesbed”. Dan zal ik een pak haverstro van de ”tas” gooien, daar “leggie” lekkerder op dan op tarwestro. Inderdaad, haverstro ligt veel lekkerder, dat vonden de konijnen ook altijd. Dus gingen we met de krui achter Kroes aan de schuur in naar de tas met pakken haverstro. Hij klom de ladder op, riep: kijk uit, waarna een pak naar beneden kwam. Dat zal wel genoeg zijn sprak hij. Dat leek ons ook wel nu we het pak naast de krui zagen liggen en overdachten hoever het naar huis was met zo’n pak stro op de krui. Toen we onderweg waren met die baal stro op ons kruiwagentje was het naar ons idee een enorm pak, maar of het echt zo groot was is te betwijfelen.

 

A:\stro halen.jpg

 

In het kruiwagentje paste het enorme pak niet, dus moest het op de opstaande zijkanten gelegd worden. Maar als je dan de krui aan de handvaten optilde en rechtop ging staan dreigde het pak naar voren te schuiven. Het werd een moeilijke reis naar huis. Het stro min of meer gezeevast met touw. Jan trok aan een ander touw dat we voor aan de krui gebonden hadden en ik hield het geheel met veel moeite in evenwicht en probeerde tegelijk de zaak ook nog voort te duwen. Daarbij moest ik krom lopen want ondanks het touw gleed het onhebbelijk grote pak steeds naar voren als ik rechtop ging lopen. We zijn met veel gezucht, gesteun en ook wel gelach thuisgekomen en mochten het stro ook naar boven dragen. Zo’n pak stro heeft de onhebbelijkheid dat er voortdurend strootjes afvallen. Het spoor van de keuken naar de zolder was dan ook duidelijk te volgen. Ik geloof niet dat we toen al een stofzuiger hadden. Stoffer en blik waren er goed voor. In de hoek van de winteraardappels werden eerst oude kranten neergelegd, met elkaar de maat van een tweepersoonsbed aangevend. Daarop het pak haverstro. Toen de touwen van de strobaal doorgesneden waren bleek pas hoeveel stro er in zo’n baal zit. Dat verklaarde ook het getob onderweg met dat voor ons grote gewicht op dat te kleine kruiwagentje. De hoeveelheid leek in ieder geval meer dan voldoende. Nadat het uitgespreid was gingen er, en dat weet ik niet meer precies, een stel oude lakens of overgordijnen op die er omheen werden gevouwen. Daarop kwam weer een “gestikte deken”. Vervolgens werd het geheel als een normaal bed met lakens en dekens opgemaakt. Even gauw proberen of het een lekker bed geworden was. Het was geweldig. Het stro knisperde als je bewoog. Dat klonk wel plezierig. Die avond gingen we zonder mopperen naar bed en we sliepen die nacht geweldig. Trouwens alle nachten dat de overtallige logeerpartij duurde waren voor ons een feest. Helaas, toen neefje Jan en andere familieleden weer vertrokken waren was ook het kermisbed niet meer nodig. Wat doe je dan met een pak losgetrokken haverstro? Je propt het in jute zakken en komt tot de ontdekking dat je in geen maanden meer bij een boer om een beetje stro voor het “knin” hoeft te schooien. Het kermisbed kreeg een tweede leven in het konijnenhok, het konijn lag er inderdaad lekker op en dat niet alleen, hij at er ook lekker van. Dat hebben Jan en ik niet geprobeerd.

Een van mijn jeugdherinneringen.

K.J.Weijnman 11 Februari 2002.

Een paar opmerkingen achteraf:

Luchtbedden en slaapzakken kenden we

toen nog niet.

De “goot” is een soort bijkeuken tussen het

woongedeelte en de schuur. Er stond een grote

handpomp. Hiermee werd de gemetselde koelbak,die

ook op de goot stond, met welwater gevuld.

Na het melken werden hierin de volle melkbussen

gekoeld en bewaard tot ze door de melkrijder

van de zuivelfabriek werden opgehaald. Met deze pomp

werden ook de koeien, als ze ‘s winters op stal stonden, van

drinkwater voorzien. Op de goot werden na het melken

de melkemmers en melkzeven gereinigd.

De “tas”is de naam voor een vak in de schuur waar het

graan opgeslagen werd tot het gedorsen werd en waar na het

dorsen ook het stro bewaard werd. Dat stro werd in de koestal gebruikt

voor ligging van de dieren. Ook de paarden kregen hun deel.

Het hooi, voedsel voor koe en paard, lag ook op een tas.

Een tas stro of hooi kon indrukwekkende afmetingen hebben. Je moest

voorzichtig zijn als je er bovenop geklommen was. Als je van een tas

met stro of hooi viel, kon het heel slecht met je aflopen

Een “gestikte deken”, ook wel een gewatteerde deken genoemd,

bestond uit een dikke laag watten in een katoenen hoes. Om de

wattenlaag op zijn plaats te houden, werd het geheel in een

patroon van rechthoeken doorgestikt.